Het coronavirus en de adem
Het beleven van de ‘innerlijk adem’ kan je meer in contact brengen met de essentie van het bestaan. Het is aan de Nederlander Kees Veening te danken, dat het begrip ‘innere atem’ een diepere inhoud heeft gekregen. Ilse Middendorf heeft er bij hem kennis van genomen en heeft van uit haar ervaring de ‘innere atem’ als tegenhanger van de ‘aussere atem’ in haar ademleer geïntegreerd.
In anatomisch-fysiologische zin is met ‘innere atem’ de zuurstofvoorziening bedoeld, zoals die via het hart en het bloed naar de cellen wordt getransporteerd. Veening heeft met zijn ademleer de mogelijkheid geopend deze fase te beleven, als de navelstreng naar het collectieve onderbewuste, als de ruimte waar lichaam, geest en ziel organisch samen zijn en waar we – in verbinding ermee – inzicht krijgen in de oerkrachten van hemel en aarde.
Uit nieuwsgierigheid naar de oorsprong en uit een behoefte mijn ervaringen met de ‘innerlijke adem’ te verdiepen kwam ik bij Irmela Halstenbach terecht. Met haar 89 jaren is zij de enige nog levende leerling van Veening en draagt zij zijn ademleer nog steeds uit, in seminars en persoonlijke sessies. Jarenlang nam ik deel aan de weekenden in haar tuinhuis in Wuppertal en voerde ik persoonlijke gesprekken met haar. Veening zelf heeft nauwelijks iets opgeschreven. Irmela weet je in haar geleide meditaties door het innerlijk landschap van het lichaam mee te voeren in Veening’s wereld van de innerlijke adem. Haar lessen getuigen van een grote wijsheid en diepe levenservaring. Zowel Cornelis Veening als Irmela Halstenbach zijn gevormd in de christelijke traditie en spreken ook van daaruit. Zij integreren deze westerse traditie met de oude taoistische kennis over het menselijk lichaam en de krachten die daarin werkzaam zijn.
“Die stille Anwesenheit des inneren Atems – Das Corona-virus und der Atem” is een artikel van de hand van Irmela Halstenbach in het jongste nummer van ‘Atem – Die Zeitschrift’ (mei 2020).
De 89-jarige Irmela schrijft: “In deze dagen, waarin het thema ‘corona- virus’ ons voor ingrijpende uitdagingen stelt, heb ik veel nagedacht over de longenadem, die er zo door getroffen wordt. Wat kunnen we doen om ons potentiaal om er weerstand aan te bieden te verhogen en vanuit een diepere laag de moed daartoe te putten? Daar, waar ik vanwege mijn hoge leeftijd klaarblijkelijk in het bijzonder ben blootgesteld aan gevaar, bespeur ik sinds twee dagen een soort rebellie en die komt uit de diepte van mijn adembewustzijn. De adem reikt immers verder dan de longen. Daar waar de cellen ademen, waar zij de zuurstof ontvangen, is – zo komt het mij voor – nog een toevluchtsoord in tijden van gevaar. De vraag is, hoe wij in contact komen met dit ademreservoir, dat ons immers steeds ter beschikking staat.“
Irmela beschrijft vervolgens een gebeurtenis uit de oorlogsjaren. Zij put nog steeds moed uit de herinnering er aan. “Tijdens een bombardement zitten wij dicht tegen elkaar aan gedrukt in een bunker die hoogstens voor de helft van het aantal mensen bedoeld was. Toen de lucht op was, dreigde er paniek te ontstaan. Ik herinner me tot op de dag van vandaag mijn afgrijzen, toen ik zag dat volwassen mensen zo van streek waren. Dat leidde er toe dat ik diep in mijn lichaam gevlucht ben. Merkwaardigerwijze heb ik zachtjes een adventslied gezongen. Ik weet daar niets meer van, maar het werd weer rustig in de ruimte, zoals mijn moeder mij later vertelde. Op dat moment heb ik zonder het te beseffen, de bron van de innerlijke adem gevonden – dit stille stromen in de ruimte van de cellen. Het verdeelt de zuurstof over het hele lichaam en dat gebeurt in volledige stilte – volstrekt anders dan bij de longenadem! Het gaat daarbij om de verlevendiging van de cellen, maar ook om geestelijke helderheid, die in de hele levensruimte merkbaar wordt – binnen en buiten.”
En dan is haar conclusie voor het huidige tijdsbestek: “Het lijkt mij in deze tijd belangrijk deze fundamentele levensadem niet uit het oog te verliezen, d.w.z. niet buiten het existentiële levensgevoel te houden! Sinds ik mij daarop instel, openen mijn zintuigen zich weer voor het heden dat mij omgeeft. Ik bemerk de stille aanwezigheid van de innerlijke adem en daarmee een kalmte die zich verspreidt in het hele organisme.”